Vermeijden, B. | Paperback / softback | 01-06-2012 | 9789052691688 |
Levertijd 5 dagen
Printuitgave editie 1994,
Eind jaren zestig komen voor het eerst de
problemen in het bestaand stedelijk gebied
op de beleidsagenda te staan. Het beleidsdenken
heeft sindsdien drie contrasterende
beleidstheorieën over ‘stadsvernieuwing’
voortgebracht: Sanering & Reconstructie, de
‘Klassieke’ Stadsvernieuwing en Stedelijke
Vernieuwing.
Elk van deze concepten domineerde in een
bepaalde periode het beleidsdenken over de
verstedelijking. Dit boek probeert de opkomst
en neergang van’ deze stadsvernieuwingsconcepten
te beschrijven en verklaren in
relatie tot de dynamiek in het beleidsdenken
over de ruimtelijke ordening in de periode’
van 1965 tot heden. ‘
Beleidswetenschappelijk vertrekpunt is
het beleidsvertoog of de beleidstheorie die
beleidsmakers ontwikkelen-en hanteren bij
de beleidsvorming. Uitgangspunt is, dat niet
zozeer de kwaliteit van de empirisch wetenschappelijke
kennis over het beleidsterrein in
kwestie, maar de krachtsverhoudingen tussen
groepen actoren, die een bepaalde beleidsfilosofie
delen, bepalen welke beleidsfilosofie
de beleidsvorming zal domineren.
Het eerste deel analyseert de overgang
van Sanering & Reconstructie naar de ‘Klassieke’
Stadsvernieuwing.
Het tweede deel de neergang van de
‘Klassieke’ Stadsvernieuwing en de ontwikkeling
van de Stedelijke Vernieuwing tot het
dominante concept in beleidsdenken.
Een interessante conclusie is, dat het
stedelijke vernieuwingsvertoog als type
beleidsvertoog verschilt van de twee voorgaande
concepten, omdat het elementen van
contrasterende beleidsfilosofieën, die vanuit
elk van deze benaderingen logisch tegengesteld
zijn, bijeen brengt in één nieuwe
beleidstheorie.
Dit kan betekenen, dat scheidslijnen tussen
gevestigde politieke doctrines, zoals die
tussen liberalisme en socialisme, een andere
en minder grote rol spelen in het beleidsdenken
van de jaren ’90.
Het boek geeft naast de toepassing van
een specifieke beleidswetenschappelijke
benadering ook een beknopt overzicht van
ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing in
de afgelopen 30 jaar. Het is daarom van
belang voor medewerkers en studenten in
zowel de politicologie, beleidswetenschappen
en bestuurskunde, als de planologie, ruimtelijke
planning, stedenbouw en bouwkunde.
Vanwege de bijzondere visie op hun
werk, is het ook interessant voor beleidsmakers
op het terrein van ruimtelijke ordening
en stadsontwikkeling.
De studie is verricht in het kader van het
onderzoeksproject ‘Volkshuisvesting en stadsvernieuwing:
tussen overheid en markt’ van
de vakgroep Volkshuisvesting & Stadsvernieuwing
van ,de faculteit Bouwkunde van de
Technische Universiteit te Delft