Hardback | 28-02-2017 | 9789013141740
Het recht van de immuniteit van vreemde staten voor de nationale rechter speelt zich af in een “tussenwereld” – en dat in meerdere opzichten. Formeel gezien is het onderdeel van het internationaal publiekrecht; de toepassing valt echter onder het nationaal burgerlijk procesrecht. Historisch gezien is het bijna volledig ongeschreven volkenrecht en daardoor bijna niet exact vast te leggen; door de United Nations Convention on Jurisdictional Immunities of States and Their Property doet zich echter nu de kans voor, regels internationaal bindend en uniform vast te leggen. Hoewel de UN Convention nog niet in werking is getreden, woord zij door (onder andere) de Nederlandse gerechten omarmt als weergave het huidige ongeschreven volkenrecht. Staten staan in toenemende mate ook voor hun civielrechtelijke handelingen terecht en Nederland is door zijn internationale verbondenheid daarbij een belangrijk forum voor (internationale) private partijen. Tegen deze achtergrond onderzoekt het boek de historische ontwikkeling van het recht van statenimmuniteit en van de Nederlandse opvattingen daarover. Daarbij woord diepgaand ingegaan op de voor de Nederlandse rechtspraktijk relevante bepalingen van de UN Convention. De kern van het boek woord gevormd door een kritische analyse van de conformiteit van deze bepalingen met die van het Nederlandse burgerlijk procesrecht. De analyse maakt duidelijk waar potentieel knelpunten tussen beide bevinden en onderzoekt de potentiële toegevoegde waarde van de conventie voor de Nederlandse rechtspraktijk.