De opvang van ontheemden uit Indonesie in kampen en contractpensions en de financiele claims op basis van uitgebleven rechtsherstel
Molemans, Griselda | Paperback / softback | 04-09-2019 | 9789082373936
Na de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië op 27 december 1949 vindt een gedwongen uitstroom plaats van gemengdbloedige Nederlanders, onderdanen en loyalisten onder wie Indische Nederlanders, Indo-Afrikanen, Chinese Nederlanders, Moluks KNIL- en marinepersoneel, Papoea’s, Toegoenezen, zogeheten maatschappelijke Nederlanders en veiliggestelde Indonesiërs.
Deze massale uittocht heeft jarenlang te boek gestaan als ‘de repatriëring’; een term waarmee goede zorg en overheidssteun wordt gesuggereerd. Deze zeer gemêleerde groep ontheemden is echter opgezadeld met een forse schuld aan de Nederlandse overheid voor de kosten van de overtocht, de tijdelijke opvang in een contractpension, kleding en meubels voor de toekomstige woning.
Het fenomeen contractpension wordt in het voorjaar van 1950 geïntroduceerd wanneer de overheid vanwege de grote woningnood besluit om contracten aan te gaan met eigenaren van badhotels en pensions, die in deze na-oorlogse periode grotendeels leeg staan.
Een pensionhouder krijgt per dag per tijdelijke bewoner 4 gulden ‘all in’ betaald door de overheid voor de kosten van voedzame maaltijden, water, licht en verwarming van gemeubileerde kamers. De berekening daarbij is dat de winstmarge f 0,49 bedraagt. Contractpensions en ?hotels worden met een winstoogmerk gerund.
Veel pensionhouders ontdekken al snel dat ze meer winst kunnen maken door goedkoop in te kopen. Populaire groenten zijn andijvie, witlof en spinazie, bij voorkeur gemengd met aardappelen. Culinaire ‘hoogstandjes’ die in pensions geserveerd worden, zijn havermoutpap, aardappelen met jam, erwtensoep met hoefjes, kaken en snuiten van varkens en zuurkoolstamppot.
Om de kosten voor de tijdelijke opvang af te dekken worden alle leden van ontheemde gezinnen die een baan hebben, verplicht om 75 procent van hun maandinkomen af te staan aan de Nederlandse overheid. Vanaf 1951 wordt dit bijgesteld tot 60 procent. Gedurende het verblijf in een contractpension wordt deze afdracht wekelijks geïnd door contactambtenaren van de Dienst Maatschappelijke Zorg.
Bij het vertrek vanuit een contractpension naar een eigen woning dient het gezinshoofd een schuldbekentenis te tekenen, waardoor hij zich verplicht gedurende 15 jaar het restbedrag maandelijks af te betalen. De schuld wordt overgedragen aan de Gemeentelijke Sociale Dienst van de nieuwe woonplaats van het gezin. Sommige gemeentelijke diensten innen de openstaande schuld met rente, hetgeen tegen de regels in is.
Uit schaamte en vernedering hebben de gedupeerde ontheemde gezinnen al die jaren gezwegen; hun lot was stille armoede, gedwongen assimilatie en ondoorzichtige misstanden.
Tot op de dag van vandaag heeft deze grote groep ontheemden negen claims openstaan: zeven jegens de Staat der Nederlanden en twee tegen banken en verzekeringsmaatschappijen uit voormalig Nederlands-Indië. Uit archiefmateriaal uit de National Archives & Record Administration (NARA) in Washington blijkt eveneens dat de Joodse gemeenschap in Nederland een claim jegens de Nederlandse overheid heeft openstaan op grond van niet of nauwelijks uitgekeerde verzekeringspolissen.