brieven 842-992
Erasmus, Desiderius | Paperback / softback | 30-10-2010
Deel 6 van de correspondentie van Erasmus bevat 151 brieven uit de periode mei 1518-juni 1519. Erasmus reisde in de zomer van 1518 van Leuven naar Bazel om een tweede druk van zijn uitgave van het Nieuwe Testament te verzorgen. Amper hersteld van ziekte en nog vermoeid van het harde werken stapte hij in september op de boot om over de Rijn naar het noorden te reizen. Een brief aan Beatus Rhenanus geeft een gedetailleerd verslag wat zich onderweg voordeed, bijvoorbeeld toen het schip aanlegde in Boppard, bij Koblenz. De tolbeambte daar blijkt een liefhebber van Erasmus boeken te zijn. De man, die de dag van zijn leven heeft, troont Erasmus mee naar zijn huis. Ondertussen worden de schippers ongeduldig, maar enkele kannen wijn doen wonderen. Een tolbeambte leest zijn boeken, terwijl priesters en monniken alleen maar aan eten denken, schrijft Erasmus als hij weer in Leuven is.
Dat niet iedereen hem welgezind is, wordt in dit deel steeds duidelijker. Talloze keren heeft hij het over de kleingeestige vitters, die maar niet begrijpen wat hem voor ogen staat. Een van hen is de Engelsman Edward Lee. De grote Franse geleerde Guillaume Budé, ook in dit deel weer ongemeen scherp, is blij dat zich met Lee iemand anders aandient op wie Erasmus zijn humeurigheid kan botvieren! Budé weigert zich bij de bewonderaars te voegen, terwijl anderen van heinde en ver reizen om een keer de grote Erasmus te ontmoeten iets waar de laatste overigens minder gelukkig mee is: laten ze toch zijn boeken lezen, dan leren ze hem beter kennen. Bovendien storen ze hem bij zijn werk.
Een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de periode die dit deel beslaat, is de Leipziger disputatie, tussen Johannes Eck en Andreas Karlstadt en vervolgens ook Luther. Petrus Mosellanus beschrijft een half jaar van te voren hoe men zich opmaakt voor de strijd. Luther zelf richt zich op 28 maart 1519 voor het eerst tot Erasmus, in een ietwat boers listige en half ironische brief, zoals Johan Huizinga het uitdrukt.
In juni 1518 grijpt Johannes Thurzo, bisschop van Wroclaw, de pen om zijn enthousiasme voor Erasmus werk kenbaar te maken. Hij kan maar niet genoeg krijgen van diens boeken en vergelijkt ze met de lotus uit Homerus, waaraan de makkers van Odysseus verslaafd raakten. Lezers van deze correspondentie zijn gewaarschuwd.