Een traktaat over scheppingsontologie en taalmetafysica
Timmermans, Hubert | Hardback | 14-02-2025 | 9789465114835 |
Levertijd 5 dagen
De eerste zin van het bijbelboek Genesis, waarvan de definitieve redactie dateert uit de vijfde eeuw voor Christus, geeft te kennen dat ‘In het begin God de hemel en de aarde schiep’. Deze mededeling zou geduid kunnen worden als een uiter-mate vroeg antwoord op de pas veel later, in 1714, door de filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz gestelde vraag ‘Waarom er iets is in plaats van niets’. De betref-fende kwestie heeft sinds die beroemde formulering aanhoudend een centrale rol gespeeld in de ontwikkeling van de westerse metafysica. Het probleem is echter of de genoemde vraag en de vermelde beantwoording ervan daadwerkelijk op elkaar aansluiten en of deze eenheid van kwestie en verklaring wel de allerlaatste verhel-deringsweergave van de identiteit en de aanwezigheid als zodanig van het ‘zijnde’ vermag te presenteren. Een nadere overweging van de betreffende probleemstel-lingen laat zien dat dat niet het geval is en dat die vragen naar het wezen en de tegenwoordigheid op zich van het ‘bestaande’ in feite zijn ingebed in een be-schouwingsgeheel dat de grenzen van zowel de ‘ontiek’ als het boven-‘zijnde’ moet overschrijden. Ofschoon er inderdaad gesteld kan worden dat de betekenis van de ‘In het begin creeerde God de hemel en de aarde’-bewering een buiten-‘bestaande’ antwoord wil geven op de ‘Waarom is er iets in plaats van niets’-kwestie, blijkt deze uitleg van een nog dusdanig beperkt ‘ontische’ natuur te zijn dat zij nimmer als een definitieve oplossing van het probleem van het ‘bestaande’ begrepen vermag te worden. Wat dit zegt, is dat de ‘ontische’ eenheid zelf van de ‘Waarom is er…?’-vraag en de ‘In het begin schiep God…’-regel van een verklaring dient te worden voorzien welke de afbakeningen van het ‘zijnde’ en van het bo-ven-‘bestaande’ weet te overstijgen. Er wordt in de huidige verhandeling dan ook gezocht naar een gesteldheid van beschouwen die de verbinding van een ‘creatie’-ontologie met een taalmetafysica op een dusdanige wijze zichtbaar maakt, dat zij niet alleen de ‘zijnde’ aaneensluitingsmogelijkheid van de ‘Waarom is er iets in plaats van niets?’-kwestie en het ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’- antwoord in een buiten-‘bestaande’ modus aan de orde kan stellen, maar dat zij ook de boven-‘ontische’ aard van deze samenkomst vanuit een buiten-‘boven’-‘zijnde” gezichtspunt vermag te verstaan en te bespreken.
Hubert Timmermans is filosoof en theoretisch taalkundige. Hij is als docent wijsbegeerte ver-bonden aan het Grootseminarie Rolduc en aan het Center for European Studies van Maas-tricht University. Zijn onderwijs richt zich onder meer op de wijsgerige kosmologie en op de comparatieve metafysica.