systeem van de theoretische, praktische en religieuze ficties van de mensheid op grond van een idealistisch positivisme
Vaihinger, Hans | Paperback / softback | 04-01-2014 | 9789086841066
Er zijn dagen dat ik alleen maar naar de inhoudsopgave van De filosofie van het alsof hoef te kijken om er weer tegen te kunnen. Dit is nou echt een ‘vrolijke wetenschap’. (Connie Palmen)
Van dit markante werk – inmiddels bijna een cultboek – is onlangs een secure en deskundige vertaling verschenen. (Hans Driessen, de Volkskrant, 5 sterren)
Eindelijk vertaald. Een van de meest intrigerende titels uit de geschiedenis van de filosofie lijkt te behoren bij een van de minst gelezen boeken van wijsgerige faam. Aan de raadselachtige klank van De filosofie van het alsof, de titel waaronder Hans Vaihinger in 1911 zijn hoofdwerk publiceerde, kun je je maar moeilijk onttrekken. Toch is het boek al decennia lang in het Duits niet meer verkrijgbaar. Dat is spijtig, want Vaihinger werpt aan de hand van tal van voorbeelden en op een originele manier een centrale filosofische vraag op: is het denken wel in de eerste plaats uit op overeenstemming met de werkelijkheid? Staan, met andere woorden, onze ideeën wel in een één-op-één relatie met de wereld? (Ger Groot, NRC, 4 sterren)
Vaihingers meesterwerk De filosofie van het alsof was al bijna vergeten, maar is nu gelukkig naar het Nederlands vertaald. Het is een indrukwekkend, los gecomponeerd, intrigerend meesterwerk, prettig vertaald door John van der Stokker en fraai uitgegeven door Uitgeverij IJzer. (Erno Eskens, Internationale School voor Wijsbegeerte)
De Duitse filosoof Hans Vaihinger (1852-1933) werd geboren in een godsdienstig milieu in Nehren in de buurt van Tübingen. Hoewel hij al op jonge leeftijd afstand begon te nemen van zijn christelijke opvoeding, ging hij toch theologie studeren aan de universiteit van Tübingen, om later over te stappen naar filosofie. Vaihinger wilde graag zijn temperament volgen en een ‘man van de daad’ zijn, maar zijn extreme bijziendheid noopte hem tot terughoudendheid en passiviteit. Noodgedwongen legde hij zich toe op intellectuele bezigheden.
Vanaf 1884 was Vaihinger professor filosofie in Halle, maar zijn afnemend gezichtsvermogen dwong hem in 1906 zijn taak neer te leggen. Hij wijdde zich vervolgens volledig aan het afronden van zijn belangrijkste werk, Die Philosophie des Als Ob (Berlijn, 1911), waar hij al in 1876 aan begonnen was. Er verschenen vele drukken van. Vaihinger vergaarde ook roem als volgeling en kenner van Kant en was oprichter van het tijdschrift Kantstudien (1896) en van het Kant-Gesellschaft (1904). In de jaren tien en twintig van de vorige eeuw correspondeerde Vaihinger ook regelmatig met de natuurkundige Albert Einstein, wiens beeld van de objectieve werkelijkheid – of de afwezigheid ervan – raakvlakken vertoont met die van de filosoof.
Vaihinger gaf zijn magnum opus de naam De filosofie van het alsof, omdat deze titel het best uitdrukte wat hij wilde zeggen: dat het alsof, de schijn, het bewuste-onjuiste, kortom: de fictie, een enorme rol speelt in de wetenschap, de filosofie en het leven. In het boek laat hij een reeks van methoden de revue passeren waarin opzettelijk wordt gewerkt met bewust-onjuiste voorstellingen of oordelen. Zijn doel is het geheim erachter bloot te leggen en een theorie, oftewel een anatomie en fysiologie, respectievelijk een biologie van het ‘alsof’ te geven. Want juist in deze gecompliceerde conjunctie ‘alsof’ wordt de fictie uitgedrukt. Toch is de ‘radicale denker’ Vaihinger allesbehalve een revo¬lutionair of iconoclast. Wat zijn filosofie laat zien is nu juist hoe in de geschiedenis van de mensheid op theoretisch, praktisch en religieus gebied vooruitgang is geboekt door zich te bedienen van de alsof-beschouwing – dus van ficties – en elke aanspraak op zekere, ware kennis te laten varen. Vandaar ook dat hij zijn filosofie afficheert als ‘idealistisch positivisme’ (of ‘posi¬ti¬vistisch idealisme’), opdat de beide dingen waar het zijns inziens op aankomt in gelijke mate tot hun recht komen: feiten en idealen.
Bestaat er zoiets als ‘waarheid’? Is er een ‘objectieve werkelijkheid’? Kunnen we zeggen dat we de dingen ‘begrijpen’ als we ze hebben benoemd of geclassificeerd? Wat is de betekenis van de mythen of van het begrip ‘God’? Deze en talrijke andere vragen worden beantwoord in De filosofie van het alsof van de Duitse filosoof Hans Vaihinger (1852-1933).
De filosofie van het alsof is een buitengewoon rijk en leerzaam boek, en onmisbaar voor iedereen die is geïnteresseerd in ideeëngeschiedenis, filosofie of wetenschap. Het is alweer ruim een eeuw geleden dat dit belangwekkende boek zijn eerste druk beleefde, maar de ‘kritische methode’ van Vaihinger heeft niets van haar scherpte en helderheid verloren en is ook vandaag nog heel goed toe te passen op allerlei begrippen en denkbeelden.