Jorissen, Pieter | Hardback | 20-04-2022 | 9789462584808
‘In ‘t algemeen slechts kan men weten, dat kunst de allerindividueelste
expressie van de allerindividueelste emotie moet
zijn’. Deze uitspraak van Willem Kloos is zonder meer van toepassing
op de schilders van de Biesbosch. Immers, in tegenstelling
tot de schilderkolonies die in de tweede helft van de 19e eeuw in
Nederland ontstonden, is de Biesbosch een plek waar de kunstenaar
op zichzelf was aangewezen. Er is nooit een kunstenaarskolonie
ontstaan.
De werken in dit boek overziend, is vast te stellen dat iedere
kunstenaar op zijn eigen manier de schoonheid van de wildernis
heeft proberen vast te leggen. In de 17e en 18e eeuw lijkt het
onderwerp merkwaardigerwijs toerisme te zijn, als je de schaatsenrijders
bij Huis te Merwede ziet die Jan van Goyen (1596-1656)
schilderde.
In de 19e en 20e eeuw werden de kunstenaars meer aangetrokken
door de natuur. Daarvan getuigen werken van Marinus Reus (1865-
1938), Elias Boonen (1860-1931), Bernard Koldeweij (1859-1898),
Cor Noltee (1903-1967), Thomas van Heck (1910-2006) en Steef
Wijnhoven (1898-1969). Ook hedendaagse kunstenaars laten zich
inspireren door de Biesbosch: Henk van Dalen, Sjane de Haan en
Rutger van Bruggen bijvoorbeeld.