Hendrik Willem Heuvel in Gelselaar en Borculo (1891 – 1926)
Serie: Oolde
Heuvel, Hendrik Willem | Paperback / softback | 20-10-2022 | 9789464628777
In 1927 verscheen postuum Oud-Achterhoeksch boerenleven het geheele jaar rond van ‘meester’ (onderwijzer, streekhistoricus en volkskundige) Hendrik Willem Heuvel (1864-1926). Het bleek een meesterwerk te zijn, waarin Heuvel het plattelandsleven van zijn jeugd beschrijft, bezien door de ogen van een twaalfjarige jongen, van januari tot december. In 2020 verscheen een herziene en geannoteerde twaalfde uitgave van het werk met duizenden voetnoten, getiteld Oolde, mijn Oolde. In 2021 werd dit deel gevolgd door een tweede deel, Weg van Oolde, waarin Heuvel zijn ‘vormende jaren’ beschrijft, tussen zijn veertiende (1878) en zijn zevenentwintigste levensjaar (1891), het jaar van zijn huwelijk.
Heuvel heeft onnoemelijk veel méér over zijn leven geschreven, waarvan het grootste deel echter (nog) nooit eerder verschenen is. In dit derde en laatste deel van deze Oolde-trilogie, Een nieuw Oolde, volgen we eerst de herinneringen die Heuvel opgeschreven heeft over zijn Gelselaarse periode (1890 tot 1901). Over de daaropvolgende Borculose periode (vanaf 1901) heeft Heuvel geen geschreven herinneringen nagelaten, wat vanwege zijn relatief vroege dood in 1926 ook niet te verwonderen is. Wel bevat dit deel heel veel werk dat Heuvel in deze Borculose tijd geschreven heeft, en dat ook licht werpt op zijn verblijf in dat stadje. De langste hoofdstukken gaan over Heuvels tocht langs de Berkel (in beide richtingen) en over zijn bezoeken aan het Zwilbroek. Ook is er in dit boek veel aandacht voor de stormramp die Borculo in 1925 trof.
Bij dit alles komt vanzelf de vraag aan de orde in welke mate Heuvel eerst Gelselaar, daarna Borculo ? en ook Tongeren bij Epe, de geliefde buurtschap waar zijn schoonouders woonden ? toch (enigszins) als een ‘nieuw Oolde’ heeft ervaren?
Deze uitgave is verzorgd door Leo van Dijk, Arend Heideman, René Nijhof, Willem Ouweneel (hoofdredactie), Tonny Roeterdink en Gerda Stokreef-Braakman.